Ethische Code

INTERNATIONALE ETHISCHE CODE NOBCO en Beroepscode CAT

PREAMBULE

Overwegende dat:

 alle bij de NOBCO aangesloten coaches bij hun aansluiting hebben verklaard te zullen “werken volgens de Ethische Gedragscode van de NOBCO en zich bij klachten te zullen onderwerpen aan het bij deze gedragscode behorende klachtenreglement, zoals deze thans luiden of in de toekomst zullen komen te luiden”;

 de NOBCO zich heeft aangesloten bij de European Mentoring & Coaching Council (EMCC) en dat dientengevolge alle bij de NOBCO aangesloten coaches tevens individueel lid zijn van de EMCC;

 de EMCC en de Association for Coaching (AC) in februari 2016 gezamenlijk een nieuwe ethische code voor coaches en mentoren in het leven hebben geroepen: de “Global Code of Ethics for Coaches & Mentors” en dat alle leden van EMCC en AC vanwege hun lidmaatschap geacht worden deze nieuwe ethische code te volgen;

 deze nieuwe ethische code – anders dan de Ethische Gedragscode van de NOBCO (EGC) – voldoet aan de vereisten van de “Professional Charter for Coaching and Mentoring” die door de EMCC en de International Coach Federation (ICF) gezamenlijk bij de Europese Unie is gedeponeerd;

 een vergelijking heeft uitgewezen dat – met uitzondering van de drie “uitgangspunten” – alle essentiële onderdelen van de EGC in deze nieuwe ethische code terug te vinden zijn;

 de NOBCO eraan hecht dat de bij de NOBCO aangesloten coaches werken volgens eenzelfde ethische code als de leden van de EMCC in andere aangesloten landen en dat het daarom aanbeveling verdient om deze nieuwe ethische code ook in Nederland in te voeren.

heeft het bestuur van de NOBCO besloten om met handhaving van de drie oorspronkelijke uitgangspunten, te weten:

De NOBCO gaat ervan uit dat:

1. de coachee uiteindelijk zelf het beste weet wat goed voor hem is en zowel in zijn privé – als in zijn professioneel bestaan zelf, op basis van eigen afwegingen, kan beslissen. wat hij wél of niet wil. Dientengevolge is de coachee ook zelf verantwoordelijk voor de keuzen die hij maakt, en is hij in persoon aanspreekbaar op zijn gedrag.

2. de coachee en de coach elkaar volkomen gelijkwaardig zijn, in die zin dat beiden unieke en complete mensen zijn, vol mogelijkheden

3. tijdens coaching de doelen, middelen en keuzen van de coachee prioriteit hebben boven die van de coach.

de NOBCO Ethische Gedragscode (EGC) zoals bedoeld in de aansluitingsovereenkomst – met ingang van 1 januari 2017 – te vervangen door de onderstaande: © The Association for Coaching & The European Mentoring and Coaching Council 2016 V1.2 Pagina 2 van 6

INTRODUCTIE EN DOEL

Deze ethische code is ondertekend door de volgende organisaties (“de organisaties”):

 Association for Coaching (“AC”)

 European Mentoring and Coaching Council (“EMCC”)

Als ledenorganisaties richten wij ons op het handhaven en bevorderen van een excellente werkwijze in coaching en mentoring. Als onderdeel van hun lidmaatschap hebben al onze leden verklaard te zullen werken volgens de elementen en principes van deze ethische code. Deze ethische code is afgestemd op en voldoet aan de eisen van de “Professional Charter for Coaching and Mentoring“. Dit volgens Europese wetgeving opgestelde Charter is geregistreerd in de database van de Europese Unie met initiatieven voor zelfregulatie in Europa.

Deze ethische code geeft aan welke zorgvuldige werkwijze in coaching en mentoring verwacht mag worden en bevordert de ontwikkeling van excellentie in coaching en mentoring met als doel om:

 voor al onze leden te voorzien in passende richtlijnen, verantwoordelijkheden en bindende gedragsregels

 vast te leggen hoe van onze leden wordt verwacht dat zij in hun werk met cliënten handelen, zich gedragen en presteren

 in samenhang met de professionele competenties van onze beide organisaties, richting te geven aan de professionele ontwikkeling en groei van onze leden te bieden

 te dienen als richtsnoer voor diegenen die zich niet zozeer beschouwen als een professionele coach of mentor maar in hun werk wel vaardigheden vanuit coaching of mentoring gebruiken.

Waar leden in hun werk met cliënten tekortschieten ten opzichte van deze verwachtingen en richtlijnen zal deze ethische code worden gebruikt als basis voor het behandelen van klachten en het treffen van disciplinaire maatregelen op basis van de in onze beide organisaties geldende klachtenprocedures.

ETHISCHE CODE

De ethische code telt vier paragrafen en geeft de algemene verwachtingen weer van onze beide organisaties inzake professioneel gedrag en handelen:

1. Terminologie

2. Werken met cliënten

3. Professioneel handelen

4. Excellente beroepsuitoefening

1. Terminologie

a. Iedere organisatie zal nauwkeurig vaststellen welke van hun leden en andere belanghebbenden geacht worden volgens deze code te werken (hierna te noemen: de “leden’).

b. Voor goed begrip van deze ethische code (hierna te noemen: de “code”) is het van belang dat leden bekend zijn met de binnen hun eigen organisatie geldende definities en terminologie betreffende de exacte betekenis van in deze code gebruikte sleutelwoorden zoals bijv. coach, coaching, cliënt, lid, mentor, mentoring, opdrachtgever, supervisor en supervisie.

© The Association for Coaching & The European Mentoring and Coaching Council 2016 V1.2 Pagina 3 van 6

2. Werken met cliënten

Context

2.1 Leden doen hun uiterste best om de verwachtingen van hun cliënten en opdrachtgevers goed te begrijpen en het eens te worden over hoe zij van plan zijn om hieraan te voldoen

Contractering

2.2 Alvorens met een cliënt aan het werk te gaan maken leden duidelijk dat zij volgens deze code zullen werken. Leden wijzen hun cliënten en opdrachtgevers daarbij ook op de bestaande klachtenprocedures van hun organisaties.

2.3 Voordat zij met een cliënt gaan werken zorgen leden er voor dat hun cliënt op de hoogte is van de aard en voorwaarden van iedere coaching- of mentoringovereenkomst, hieronder begrepen afspraken inzake financiën, logistiek en vertrouwelijkheid en dat hij deze ook goed begrijpt.

2.4 Leden zijn open over hun werkwijze en geven de cliënt op diens verzoek informatie over de daarbij spelende processen.

2.5 Leden zorgen er voor dat de duur van de overeenkomst geschikt is om de doelstellingen van de cliënt en de opdrachtgever te bereiken en zij doen hun best om er voor te zorgen dat de cliënt niet afhankelijk van hen wordt.

Integriteit

2.6 Leden geven hun relevante professionele kwalificaties, ervaring, opleiding, certificeringen en accreditaties correct en eerlijk op aan cliënten, opdrachtgevers, leden, coaches en mentoren.

2.7 Wanneer zij met iemand in gesprek zijn geven leden correct en eerlijk aan welke potentiële waarde zij als coach of mentor zouden kunnen bieden.

2.8 Leden schrijven werk, ideeën en materialen van anderen toe aan de auteur en claimen het niet als eigen werk.

Vertrouwelijkheid

2.9 Tenzij zij wettelijk verplicht zijn om informatie te verstrekken nemen leden bij hun werk met cliënten de hoogste mate van vertrouwelijkheid in acht.

2.10 Leden bewaren en vernietigen alle cliëntgegevens, waaronder begrepen digitale bestanden en communicatie, zodanig dat vertrouwelijkheid, betrouwbaarheid en privacy gewaarborgd zijn en alle van toepassing zijnde regelgeving gevolgd wordt.

2.11 Leden stemmen met cliënten en opdrachtgevers duidelijk af onder welke condities vertrouwelijkheid niet kan worden gewaarborgd (bijv. illegale activiteiten, gevaar voor zichzelf of anderen etc.) en proberen het over deze beperking van vertrouwelijkheid zoveel mogelijk eens te worden.

2.12 Leden bespreken met cliënten dat zij supervisie/intervisie hebben en dat het mogelijk is dat zij hierbij anoniem over de cliënt spreken. De cliënt moet worden gerustgesteld dat ook voor de supervisie/intervisie zelf vertrouwelijkheid geldt.

2.13 Indien de cliënt een kind of een kwetsbare volwassene is maken leden met diens verzorgers of voogd afspraken om te zorgen voor een mate van vertrouwelijkheid die in het belang van die persoon is en die past binnen geldende wet- en regelgeving.

© The Association for Coaching & The European Mentoring and Coaching Council 2016 V1.2 Pagina 4 van 6

Ongepaste interacties

2.14 Betreffende hun omgang, zowel fysiek als anderszins, met cliënten of opdrachtgevers zijn leden verantwoordelijk voor het stellen en bewaken van grenzen, die duidelijk en passend zijn en rekening houden met culturele verschillen.

2.15 Leden onthouden zich van iedere romantische of seksuele verhouding met lopende cliënten, opdrachtgevers, studenten of supervisanten. Daarnaast zullen leden attent zijn op de mogelijkheid van eventuele seksuele intimiteit met bovengenoemden en passende actie ondernemen om deze intimiteit te vermijden of teneinde voor een veilige omgeving te zorgen de opdracht beëindigen.

Belangenverstrengeling

2.16 Leden maken geen misbruik van een cliënt of proberen niet om een ongepast voordeel vanuit de relatie te verkrijgen – financieel of niet-financieel.

2.17 Om mogelijke belangenverstrengeling te voorkomen maken leden een onderscheid tussen een coaching- of mentoringrelatie en andere soorten relaties, zoals een vriendschap of een zakelijke relatie.

2.18 Leden onderkennen de mogelijkheid van belangenverstrengeling van zakelijke of persoonlijke aard die uit de werkrelatie kan voortvloeien en vinden daar snel een goede oplossing voor die geen nadeel voor de cliënt, de opdrachtgever of het lid inhoudt.

2.19 Leden houden er rekening mee dat de relatie met een cliënt invloed kan hebben op de relaties met andere cliënten en bespreken elke mogelijke belangenverstrengeling met degenen die daarmee te maken kunnen hebben.

2.20 Leden bespreken ieder conflict openlijk met de cliënt en zijn bereid om zich uit de relatie terug te trekken indien er een conflict ontstaat dat niet goed kan worden opgelost.

Beëindigen van professionele relaties & doorlopende verantwoordelijkheden

2.21 Leden respecteren het recht van de cliënt om de opdracht op ieder gewenst moment te beëindigen, met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken in de coaching- of mentoringovereenkomst.

2.22 Als leden van mening zijn dat de cliënt of opdrachtgever beter gediend is door een andere coach, mentor of een andere vorm van professionele hulp moedigen zij de cliënt of opdrachtgever aan om de coaching of mentoring opdracht te beëindigen.

2.23 Leden begrijpen dat hun professionele verantwoordelijkheden ook ná beëindiging van de professionele relatie voortduren. Deze omvatten:

 handhaving van de overeengekomen vertrouwelijkheid van alle informatie betreffende cliënten en opdrachtgevers

 veilige opslag van alle op de relatie betrekking hebbende dossiers en gegevens

 vermijding van het misbruik maken van de vroegere relatie waardoor twijfel zou kunnen ontstaan over de professionaliteit of integriteit van het lid of de beroepsgroep

 nakoming van alle gemaakte follow-up afspraken.

3. Professioneel handelen

Handhaven van de reputatie van coaching en mentoring

3.1 Van leden wordt verwacht dat zij zich op een wijze gedragen die te allen tijde positief afstraalt op en de goede reputatie handhaaft van het beroep van coach of mentor.

3.2 Van leden wordt verwacht dat zij respect tonen voor de variëteit van coaches, mentoren en anderen binnen de beroepsgroep van coaches en mentoren en voor hun verschillende benaderingen van coaching en mentoring.

© The Association for Coaching & The European Mentoring and Coaching Council 2016 V1.2 Pagina 5 van 6

Erkennen van gelijkheid en diversiteit

3.3 Van leden worden verwacht dat zij zich houden aan de beginselen en het beleid van hun beroepsorganisatie ten aanzien van diversiteit.

3.4 Leden vermijden om, op welke grond dan ook, welbewust te discrimineren en proberen hun gevoel voor mogelijke discriminatie voortdurend aan te scherpen.

3.5 Leden kennen de mogelijkheid van onbewuste vooroordelen en proberen te allen tijde een respectvolle en inclusieve benadering te hebben die individuele verschillen omarmt en onderzoekt.

3.6 Als zij collega’s, medewerkers, dienstverleners, cliënten of deelnemers zich discriminerend zien gedragen spreken leden hen hier op een ondersteunende manier op aan.

3.7 Leden letten in hun communicatie, gesproken, geschreven of non-verbaal, goed op onbedoelde discriminatie.

3.8 Leden nemen deel aan ontwikkelingsactiviteiten die hun bewustzijn ten aanzien van gelijkheid en diversiteit kunnen vergroten.

Schendingen van professioneel gedrag

3.9 Leden aanvaarden dat iedere vastgestelde overtreding kan leiden tot sancties waaronder verlies van accreditatieniveau en/of lidmaatschap van de organisatie. In het belang van cliëntveiligheid, het bewaken van kwaliteitsstandaarden en het handhaven van de reputatie van coaching en mentoring kunnen de organisaties gegevens over dergelijke overtredingen onderling uitwisselen.

3.10 Leden zorgen er voor dat in publicaties of promotiemateriaal geen onjuiste of misleidende claims worden gedaan of gesuggereerd inzake hun professionele vaardigheden, kwalificaties of accreditatie.

3.11 Een lid kan een ander lid aanspreken wanneer hij redelijke grond heeft om aan te nemen dat dit lid zich onethisch gedraagt en zal, indien dit niet tot een goede oplossing leidt, deze persoon bij de organisatie aangeven.

Wettelijke en statutaire verplichtingen

3.12 Leden dienen op de hoogte te blijven van en zich te houden aan statutaire/wettelijke vereisten in het land waar zij werkzaam zijn en te werken binnen beleid/procedures in de context waarin de coaching of mentoring plaats vindt.

3.13 Leden houden passende en accurate dossiers van hun werk met cliënten bij, zorgen ervoor dat deze vertrouwelijk blijven en veilig worden bewaard en houden zich aan de wetgeving van hun land ten aanzien van het beschermen van gegevens en privacy.

3.14 Leden zorgen er, binnen de context van het land waarin zij werkzaam zijn, voor dat zij een passende verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die dekking biedt voor hun werk als coach en mentor.

4. Excellente beroepsuitoefening

Vermogen om te presteren

4.1 Leden worden geacht te beschikken over de kwalificaties, vaardigheden en ervaring die past bij de behoeften van de cliënt en zij dienen te werken binnen de grenzen van hun competentie. Indien nodig verwijzen leden de cliënt naar meer ervaren of geschikte coaches, mentors of professionals.

4.2 Leden worden geacht voldoende fit en gezond te zijn om hun werk als coach of mentor te doen. Als dat niet het geval is, of als zij er niet zeker van zijn of zij qua gezondheid in staat zijn om hun werk te doen dienen zij professionele hulp in te schakelen. Indien noodzakelijk of wenselijk zorgt de coach of mentor er voor dat zijn werk als coach wordt afgerond en dat de cliënt voor ondersteuning naar een ander wordt verwezen.

© The Association for Coaching & The European Mentoring and Coaching Council 2016 V1.2 Pagina 6 van 6

Permanente supervisie/intervisie

4.3 Ter ondersteuning van hun leerproces en voortdurende professionele ontwikkeling reflecteren leden regelmatig op hun werk.

4.4 Leden hebben supervisie van een voldoende gekwalificeerde supervisor of nemen deel aan een intervisiegroep met een frequentie die past bij hun coaching- of mentoringpraktijk, de vereisten van hun beroepsorganisatie en hun accreditatieniveau.

4.5 Leden zorgen ervoor dat een al bestaande relatie met hun supervisor of lid van hun intervisiegroep de kwaliteit van de supervisie/intervisie niet in de weg staat.

4.6 Om ondersteuning en/of advies te krijgen bespreken leden ethische dilemma’s en, mogelijke dan wel werkelijke, overtredingen van deze code met hun supervisor of intervisiegroep.

Voortdurende professionele ontwikkeling en reflectie

4.7 Leden reflecteren met regelmaat op hun werk met cliënten, hun coaching en mentoring praktijk en hun eigen leerproces en ontwikkeling.

4.8 Leden ontwikkelen hun competentie als coach en/of 

mentor door het volgen van een bij hun niveau passend aantal uren relevante opleiding en/of Permanente Educatie (PE)

4.9 Leden proberen een bijdrage aan de coaching en mentoring gemeenschap te leveren die bij hun niveau past. Dit kan verschillende vormen hebben, bijv. informele collegiale ondersteuning van andere coaches en mentors, het verder ontwikkelen van het vak, onderzoek en schrijven enz.

4.10 Leden evalueren de kwaliteit van hun werk systematisch, bijv. door het vragen van feedback van cliënten en andere belanghebbenden.

© The Association for Coaching & The European Mentoring and Coaching Council 2016 V1.2 Pagina 1 van 6

1. Begrippen:

a. GAT:

b. Therapeut: de behandelaar die is aangesloten bij een door GAT erkende beroepsorganisatie c. Client: degene die wordt behandeld, begeleid of geadviseerd door de therapeut

2. Toepassing Deze beroepscode is van toepassing op alle therapeuten die zijn aangesloten bij door GAT erkende beroepsorganisaties. 3. Goed gedrag therapeut / goed gedrag cliënt

a. De therapeut dient bij al zijn/haar handelen en nalaten de zorg van een goed therapeut in acht te nemen. Zij zullen handelen zoals van een goed therapeut mag worden verwacht en met inachtneming van de inhoud en van de geest van deze beroepscode.

b. Cliënten dienen zich volgens de algemeen geldende (fatsoens-)normen en waarden te gedragen.

c. De cliënt/therapeutrelatie is een professionele relatie, waarin het welzijn van de cliënt en respect voor de cliënt de eerste zorg van de therapeut zal zijn.

d. De therapeut heeft de leiding, maar mag geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt. In de therapie zal hij/zij de vereiste zorgvuldigheid betrachten in het belang van en met respect voor zijn/haar cliënt. e. De therapeut moet zich bewust zijn van zijn/haar positie ten opzichte van zijn/haar cliënt en geen financieel, seksueel of emotioneel ge-/misbruik maken van de cliënt voor eigen persoonlijk voordeel of behoeften. f. De therapeut dient zich van andere relaties of interne/externe verplichtingen bewust te zijn wanneer deze strijdig zijn of zouden kunnen zijn met het belang van de cliënt. Indien zo’n belangenconflict bestaat, is het de verantwoordelijkheid van de therapeut om hier op de juiste wijze mee om te gaan. g. De therapeut dient te erkennen dat de meervoudige relatie met de cliënt (welke bijvoorbeeld tevens werknemer, vriend, familielid of partner is) een nadelige invloed zal hebben op zijn/haar professionele beoordelingsvermogen en dient uitdrukkelijk te overwegen of in een dergelijke situatie de werkzaamheden wel moeten worden aangegaan c.q. wel moeten worden doorgezet. h. De therapeut onthoudt zich van gedragingen of uitlatingen waarvan hij/zij weet of redelijkerwijs kan of kon worden voorzien dat deze de eer en de goede naam van een collega-therapeut schaden. Dit geldt ook voor reclameuitingen, waarbij de therapeut steeds oog heeft voor het belang van de beroepsgroep.

4. Praktijkvoering

a. De aard, de duur van de therapie, het doorverwijzen van de cliënt en de beëindiging van de therapie worden met de cliënt overlegd, waarbij naar wederzijdse overeenstemming wordt gestreefd.

b. De therapeut behoort de cliënt op begrijpelijke wijze te informeren over de aard, inhoud en bijzonderheden van de therapie.

c. Behandelingen geschieden zoveel als mogelijk in een afgescheiden behandelruimte die voldoet aan de hygiëne eisen.

d. De therapeut dient een toereikende beroeps- en bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering gesloten te hebben met volledige Wkkgz dekking.

e. Een therapeut die door de rechter is veroordeeld voor een misdrijf of in een door een cliënt tegen de therapeut aangespannen civiele of tuchtrechtelijke procedure veroordeeld is, dient het bestuur van de erkende beroepsorganisatie hierover te informeren

f. De therapeut heeft geheimhoudingsplicht van alles wat hem/haar uit hoofde van zijn/haar functie bekend wordt. Deze geheimhoudingsplicht duurt ook voort na beëindiging van de therapie

g. Informatie over de cliënt mag alleen in publicaties, lezingen, onderwijs e.d. verwerkt worden als deze redelijkerwijs onherkenbaar en onherleidbaar is gemaakt.

h. De therapeut dient de grenzen van zijn/haar deskundigheid steeds in acht nemen.

i. De therapeut zal zijn kennis/kunde zoveel als mogelijk op pijl houden, waarbij het met enige regelmaat volgen van cursussen en supervisie de uitdrukkelijke voorkeur heeft.

j. Als de therapeut tot de conclusie komt dat een andere behandelwijze gewenst is zal deze altijd doorverwijzen naar een andere erkende therapeut die deze behandelmethode beheerst.

k. Een therapeut zal nooit diagnoses stellen en zal dit altijd overlaten aan een arts.

l. Bij ernstige psychiatrische stoornissen of lichamelijke ziekten (of aanwijzingen hiervoor) zal de therapeut de cliënt altijd doorverwijzen naar de behandelend huisarts.

m. De therapeut draagt er zorg voor dat de Geschilleninstantie Alternatieve Therapeuten laagdrempelig bereikbaar is door het GAT schild op de website te plaatsen en door te linken naar de website https://gatgeschillen.nl/ Daarnaast wordt het GAT-bewijs van inschrijving op een duidelijk zichtbare plek in de praktijkruimte van de therapeut geplaatst.

5. Schriftelijke vastlegging

a. Er dient een schriftelijke behandelovereenkomst te worden opgesteld en ondertekend met de cliënt, waarin duidelijk wordt vermeld wie de partijen zijn, welke behandeling zij overeenkomen, wat de kosten en betaaltermijnen zijn en welke afspraken er worden gemaakt over afzegging van afspraken door cliënt of therapeut.

b. De therapeut houdt zodanig aantekeningen van de voortgang / ontwikkelingen van de therapie, de cliënt en alle bijzonderheden bij, zodat het mogelijk is zo nodig duidelijkheid te kunnen geven en zonodig rekenschap af te kunnen leggen van zijn/haar beroepsmatig handelen.

c. De therapeut dient het dossier van de cliënt tenminste tot 15 jaar na beëindiging van de therapie te bewaren.

d. De cliënt heeft recht op inzage in de gegevens betreffende de cliënt waarover de therapeut beschikt. Indien de cliënt ook verzoekt om een afschrift van de stukken, dan zal de therapeut deze ter beschikking stellen tenzij deze van mening is dat een zwaarwegend belang zich daartegen verzet. De cliënt heeft tevens het recht de therapeut te vragen de gegevens te verwijderen.

e. De privacywetgeving zal in acht worden genomen als het gaat om de gegevens die betrekking hebben op de cliënt. Deze gegevens mogen alleen aan derden bekend worden gemaakt na uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de cliënt.

f. Als de cliënt minderjarig is dan heeft de therapeut voor behandeling altijd toestemming nodig van (beide) ouders/verzorgers d.m.v. een minderjarigen toestemmingsformulier.

g. Geheel volgens Europese privacywetgeving (AVG) zal de therapeut altijd een cliëntendossier bijhouden en deze bij voorkeur op een versleutelde usb stick of harde schijf bewaren in een brandveilige kluis. h. Als de therapeut e-health toepast over e-mail dan zullen de gegevens die uitgewisseld worden met de cliënt in met wachtwoord versleutelde documenten worden gedeeld.

6. Personeel/vervanging/overdracht a. De therapeut is persoonlijk verantwoordelijk voor de uitoefening van zijn/haar beroep.

b. De door de therapeut aangestelde medewerkers vallen onder de verantwoordelijkheid van de therapeut, zulks naast en onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen en cliënten.

c. Als er derden (bijv. een stagiaire) bij de behandeling aanwezig zal zijn, zal vooraf toestemming worden gevraagd aan de cliënt en zal die toestemming ook schriftelijk vastgelegd worden.

d. De therapeut heeft contact met minimaal één collega die in geval van ziekte, vakantie enz. en communiceert dit duidelijk met zijn cliënten.

e. De therapeut legt zijn/haar medewerkers een geheimhoudingsplicht op. f. Indien de cliënt verzoekt om overdracht dan zal de therapeut hieraan zijn/haar medewerking verlenen.

7. Rode Vlaggen De alternatief/complementair therapeut heeft kennis van Rode Vlaggen zoals benoemd in de PLATO-eindtermen Medische- en Psychosociale Basiskennis 2018/2019 voor zorgverleners in de complementaire zorg. De rode vlaggen zijn alarmerende signalen die de therapeut hoort te herkennen in de praktijk. De handelswijze bij rode vlaggen is dat de therapeut onmiddellijk doorverwijst naar een BIG geregistreerde zorgverlener (bijvoorbeeld huisarts of Spoed Eisende Hulp): – Acute (nieuwe) buikpijn in het algemeen en in het bijzonder bij kinderen – Acute dyspnoe (kortademigheid/benauwdheid) – Acute schouderpijn (vnl. links) met zweten – Afasie (taalstoornis) – Agressie en impulscontrole leidend tot problemen in de dagelijkse omgang

5 – Algehele zwelling van het buikgebied – Angsten – Bewustzijnsveranderingen – Bloed bij de ontlasting (nieuw of oud) – Braken en diarree in het algemeen, in de zwangerschap en bij zuigelingen en jonge kinderen – Chaos: moeite met plannen, komt afspraken niet na – Een acute visus stoornis (in het zien) – Een onverklaarbare droge mond – Een pijnlijke en/of stijve nek – Gewichtsverlies – Gezwollen enkel aan één zijde en gezwollen enkels aan beide zijden – Hartkloppingen waarbij de hartslag irregulair en inequaal is (tijdsinterval tussen de slagen wisselt steeds en harde slagen / zachtere slagen wisselen elkaar af) – Hematurie (bloed in de urine) – Hemoptoë (Ophoesten van bloed uit de luchtwegen) – Herhaalde buikklachten – Hulpverlener snapt patiënt niet – Hyperhydrosis (overmatig zweten) – Krampachtige spierpijnen over de borstkas – Levensbedreigende doodswens – Loopproblemen (mank lopen, kreupel zijn, pijn bij het lopen en niet willen lopen) bij kinderen – Medicijnontrouw – Mogelijke gezondheidsrisico’s van dysfagie (moeite hebben bij slikken) – Obstipatie (verstopping van de darmen) zonder duidelijke oorzaak – Onbegrepen koorts – Onbegrepen moeheid – Onverklaarbaar heel veel plassen – Onverklaarbaar veel dorst – Onverklaarbare heesheid en stemverlies

6 – Paarse verkleuring van de huid bij kinderen – Pijn in de onderbuik bij vrouwen – Pijn in één arm, eventueel met bleek zien, zweten en een klamme huid – Pijn in en/of rondom het oog – Pijn in het gezicht – Pijn op de borst – Plotselinge duizeligheid en/of flauwte – Post-menopauzaal bloedverlies bij vrouwen – Rugpijn eventueel met uitstralingspijn(been) – Slaap / waakstoornissen – Tekenen van mishandeling/misbruik – Tintelingen en/of tastverlies – Tremoren (voortdurende schudbeweging van een of meer lichaamsdelen) – UHR-psychose symptomen (moeite met het contact, vreemde gedachtegangen) – Verwardheid – Waanbeelden wanen/hallucinaties – Wanneer iemand in rust een hartslag heeft van meer dan honderd slagen per minuut – Zeer somber en lusteloos gedrag – Zwellingen in de nek bij zuigelingen en kinderen – Zwellingen onder de huid

8. Tot slot a. Deze beroep- en gedragscode is laatstelijk vastgesteld op de bestuursvergadering van GAT op 29 april 2019.

7 b. Deze beroep- en gedragscode treedt in werking op 29 april 2019. Opgesteld in het 2e kwartaal van 2019 door Mr. Suzanne van Dijsseldonk – GAT commissielid, Jethro van der Wilk – GAT bestuursvoorzitter, Ervee van der Wilk – GAT algemeen bestuurslid en Marianne van der Wilk – GAT algemeen bestuurslid. Met dank aan: PLATO/Universiteit Leiden voor toestemming gebruik van de Rode Vlaggen volgens de PLATOeindtermen 2018/2021.